Dit artikel verscheen op 25 januari online en in print in AD Utrechts Nieuwsblad.

schermafbeelding-2018-02-07-om-12-39-15De Utrechtse binnenstad verandert. Kleine winkels maken plaats voor ketens, straten worden auto- of zelfs fietsvrij en als het aan de horecanota ligt, krijgen koffietentjes en cafés ruim baan. Temidden van deze veranderingen houden een paar speciaalzaken al decennialang het hoofd boven water: IJzerhandel W. Pijper aan de Oudegracht, Electro Service op ’t Wed en Passamenterie Baars & Van de Kerkhof op de Lijnmarkt.

„Niet iedereen zal Electro Service Utrecht kennen, maar vraag ze naar de lampenwinkel en de meesten weten wel wat je bedoelt”, lacht Bianca van Willigenburg (37). Samen met haar vader Piet (66) runt ze ‘de lampenwinkel’ aan het Wed. Begonnen door Piets grootvader in 1910 verkoopt de winkel niet alleen lampen, maar alles op het gebied van elektrotechniek. „Van stekker tot stoppenkast”, zoals Piet zegt, en als ze iets niet hebben, verwijst hij klanten door. Boven de toonbank en aan de wand hangt een rij fittingen waar ze de steeds populairder wordende decoratieve ledlampen in kunnen uitproberen.

Foto: Angeliek de Jonge

Foto: Angeliek de Jonge

Het kleine winkeltje moet concurreren met bouwmarkten, waar klanten tegelijk met hun schroeven en plinten elektrotechnische producten kopen. Jammer, vindt Piet, en niet alleen voor hun omzet. „Ik heb een hekel aan dat moderne spul. Het zit allemaal dicht, dus als het kapot is, kun je niks meer maken. Mensen proberen dat vaak ook niet trouwens. In grote zaken wordt het opgestuurd of zelfs weggegooid.” Vaste klanten helpt Piet nog wel eens met het repareren van kapotte spullen. Met 99 procent ervan kan hij nog wel wat.

Opgegroeid in de winkel
De échte concurrent is de veranderde binnenstad. „Door beleid van de gemeente is de stad steeds slechter bereikbaar, eerst voor auto’s en nu ook fietsers”, bromt Piet. „Er komt ook te veel horeca. Mensen komen voor het winkelaanbod naar de stad, niet voor horeca. Die is vooral ondersteunend.”

Niettemin heeft Piet ‘vreselijk veel plezier’ in zijn werk, net als zijn dochter, die echt in de winkel is opgegroeid. „Ik herinner me nog zo’n klos, iets kleiner dan die”, wijst ze naar de spoelen waar kabels om zitten. “Daar deed ik dan een touwtje aan en dat was mijn hondje”, zegt ze, lachend bij de herinnering. Of de winkel ook na Piets tijd nog blijft bestaan, hangt vooral af van de ontwikkelingen in de stad. Bianca wil wel in elk geval.

Utrechtsche IJzerhandel W. Pijper

Erik Pijper (77) steunt op de toonbank terwijl hij naar achteren loopt, langs alle gereedschap en ijzerwaren. „De benen werken niet meer mee”, zegt hij, maar hij kijkt vrolijk. Hij dénkt er niet over te stoppen met werken.

Foto: Angeliek de Jonge

Foto: Angeliek de Jonge

Ingeklemd tussen hippe spulletjeswinkel Flying Tiger en een fitfoodbar op de Oudegracht zit IJzerhandel W. Pijper. Al sinds 5 november 1921, weet Erik. Hij begon in 1960 en is de derde generatie die er staat. Bij binnenkomst van de winkel valt meteen de enorme wand met houten laatjes op. Daarin zitten talloze schroefjes, spijkers, haakjes enzovoort. „Hoe vaak die laatjes al niet door klanten op de foto gezet zijn”, lacht hij. „De authenticiteit van de winkel is het aantrekkelijke. We schrijven de bonnen nog altijd met de hand, klanten vinden dat leuk. Het werkt trouwens ook veel beter”, voegt hij eraan toe. „Geen idee hoe we anders al die losse schroefjes zouden moeten aanslaan.”

Eriks dochter Rietje (49) is sinds anderhalf jaar officieel eigenaar. „Heel af en toe kan ik haar nog wat leren, maar eigenlijk kan ze het zelf allemaal”, zegt hij niet zonder trots. „Ik zou het leuk vinden als de winkel blijft voortbestaan, voor de stad. Er komen steeds meer ketens, die op den duur elke stad hetzelfde maken.”

Knutselaar
Mensen helpen vindt hij het leukst. „Klanten hebben vaak een heel verhaal als ze uitleggen wat ze zoeken. Ik vind het leuk om te luisteren en dan in één keer precies te pakken wat ze nodig hebben.” Als jochie was hij al een knutselaar, vertelt hij, ‘zo iemand die eerst aan de slag gaat en dan pas de gebruiksaanwijzing leest’. Klanten vertrouwen hem daarin, merkt hij. „Ik wil niet véél verkopen, maar het góéde. Voorzien in wat een klant nodig heeft, ook als dat betekent dat hij het goedkoopste kiest, of zelfs genoeg heeft aan wat hij thuis nog heeft liggen.”

Passementerie Baars & van de Kerkhof

Foto: Angeliek de Jonge

Foto: Angeliek de Jonge

Knopen, linten, veters, spelden: als je passementen zoekt, zoals deze textielversierselen met een chic woord heten, dan zit je goed bij de Passementerie aan de Lijnmarkt. En bij alles weten eigenaars Clemens Baars (65) en zijn vrouw Laura van de Kerkhof (60) wel wat te vertellen. „Maar niet alleen wij”, zegt Baars, „ook de klant heeft een verhaal. Hij vertelt wat hij nodig heeft en waarvoor, waardoor je op een bepaalde manier bij die klant thuis komt.”

Alles wat ze verkopen zoeken Baars en zijn vrouw zelf uit. Soms hebben ze daarbij een vaste klant in gedachten. „Er komt vaak een dame bij ons die veel Chanel-jasjes draagt. Laatst waren we ergens voor de inkoop van knopen en toen zeiden we tegen elkaar: dit is echt iets voor die mevrouw. We kenden haar stijl inmiddels zo goed, dat we precies wisten wat ze mooi zou vinden. Dat is toch leuk?”

Een stijlperiode waar Baars met veel plezier op terugkijkt, is eind jaren 80 tot begin jaren 90. „Sieraden van passementen kwamen toen in, van koord vooral.” Hij laat in een verkleurd boekje een paar voorbeelden zien van gevlochten kettingen en hoedenspelden. „Prachtig hè? Op den duur verandert de mode weer, maar dat was een mooie tijd.”

Cupcakes en pancakes
Niet alleen de mode verandert, maar ook de stad. Op de hoek van de Lijnmarkt zat vroeger een bontwinkel, vertelt Baars. „Nu zit er een cupcakezaak en vlak ernaast komt iets met pancakes. Winkeltjes worden opgesnoept door de horeca. Horeca hoort erbij natuurlijk, maar met mate.”

De toekomst ziet hij evenwel zonnig in. „Er wordt meer en meer gerecycled. Mensen maken bijvoorbeeld van een oud kledingstuk met passementen wat nieuws. Circulaire economie noemen ze dat toch? Daar past onze winkel helemaal bij.”

Sinds een paar jaar kent Utrecht de Zeven Straatjes, een winkelgebied dat verwijst naar de Amsterdamse Negen Straatjes. De Lijnmarkt hoort daar ook bij. „Dat is mooi,” zegt Baars, „want mensen weten: dáár moet je naartoe voor de leuke oude winkeltjes.”