Dit artikel verscheen op 14 juni online en in print in dagblad Trouw.

De opmars van de kleine bierbrouwers maakt voorlopig geen pas op de plaats. Het is dus zaak om je te onderscheiden om genoeg omzet te halen. En een eigen ketel is voor velen  te duur.

brouwen-is-sjouwen-2-trouw-kim-van-de-wetering-kleinOm met zijn bieren een beetje op te vallen, gebruikt hobbybrouwer Hans de Jong oud brood in zijn recept. Materiaal dat anders in de prullenbak zou verdwijnen. Want met een gewoon pilsje val je tegenwoordig niet meer op in de overvolle markt van thuisbrouwers. Zelfgemaakt bier is zo populair dat Nederland inmiddels 370 brouwerijen telt, 270 daarvan zijn eenmansbrouwers.

Voor de meeste van deze brouwers is het te duur om een eigen installatie aan te schaffen. Bovendien hebben ze de ruimte niet. Daarom worden ze huurbrouwers. Brouwers zonder ketel, zoals De Jong (68) het noemt. De gepensioneerd ING-manager huurt ruimte, ketel en alle andere brouwbenodigdheden bij Brouwerij Volendam. Hij houdt van bier en wil graag de smaken die hij in zijn hoofd heeft, tot bier brouwen. Thuis in Monnickendam staat alleen nog een kleine installatie waar hij nieuwe recepturen probeert. Van mout en water maakt hij een beslag, dat gekookt wordt met hop, gefilterd, dan gist en in de fles rijpt tot bier. Sneetjes Bier, het bier dat gemaakt wordt van oud brood, werd dit voorjaar derde in de verkiezing van Noord-Hollands beste bier.

Vooral in Noord-Holland steeg het aantal eenmansbrouwerijen de afgelopen tien jaar flink, meldde het CBS dinsdag. Er zijn zo veel bieren dat horeca en verkopers minder willen afnemen per brouwer. “Je moet je zien te onderscheiden met iets wat vanuit jou komt. De zoveelste IPA maken heeft niet zo veel zin”, verwijst hij naar het populaire ‘India Pale Ale’. De Jong werkt nu aan een bier speciaal gericht op vrouwen.

Elkaar helpen

Eenmansbrouwerij betekent niet dat hij alles alleen doet. Hans Theunissen en Han van Someren zijn ook huurbrouwers. Ze helpen elkaar met alles wat komt kijken bij brouwen. Alle flesjes worden met de hand gevuld, gedopt en van een etiket voorzien. “Brouwen is sjouwen”, zegt De Jong.

De Jong is hobbyist, maar ook perfectionist. Voor hij echt begon met De Monnick probeerde hij eerst een jaar verschillende recepturen. Daarna kwamen De Roode Vos en De Witte Lelij op de markt. De namen voor de bieren zoekt hij zorgvuldig uit in de Monnickendamse geschiedenis. Zijn eerste twee bieren zijn vernoemd naar zeventiende-eeuwse brouwerijen in de regio. Ook bij het ontwerp van het etiket was hij nauw betrokken. Op elk flesje staat een gestileerde monnik met een hopbel. “Eerst had die monnik mijn gezicht, maar dan had ik geen bier verkocht”, schatert hij.

Om als eenmansbrouwer de kosten te drukken, regelt De Jong de verkoop en distributie zelf. Met een busje gaat hij in de regio langs winkels, horeca en incidenteel groothandel. Zo slaat hij de tussenhandel over. Binnen drie jaar hoopt hij winst te maken. Terwijl hij vertelt, komen collega-brouwers Theunissen en Van Someren weer langs. Ze maken grapjes over wiens bier nou beter is, zetten koffie in plastic bekertjes en rommelen wat achterin de brouwerij met flesjes. Donderdag gaan ze bokbier maken.