Deze recensie verscheen eerder in online cultuurmagazine 8WEEKLY.
“De bouten. Daarmee was het allemaal begonnen. Elke dag, als hij op het werk kwam, naar buiten liep om te lunchen of weer naar huis ging, bleef Doni even staan om ze te bekijken.” Het zijn de eerste zinnen van Giorgio Fontana’s literaire doorbraak Het geweten van Roberto Doni en tevens de kern.
Roberto Doni raakt als magistraat in Milaan betrokken bij een op het oog simpele zaak: jongen en meisje worden op straat beroofd door allochtonen, meisje raakt daarbij verlamd maar herkent een van de daders en die dader staat binnenkort terecht. Totdat de idealistische journaliste Elena Vicenzi Doni probeert te overtuigen van de onschuld van deze vermeende dader. Wat volgt is een zoektocht naar de waarheid, naar de schoonheid van het lelijke, naar de rol van het geweten in rechtspraak en een zoektocht naar je plek in de wereld. Want zoals in vrijwel elke moderne Italiaanse roman lijkt het verhaal te gaan over een ophanden zijnd probleem – in dit geval het oplossen van een moordzaak – maar speelt het verhaal zich in werkelijkheid af op een veel groter en tegelijk persoonlijker niveau.
Stem
Giorgio Fontana (Milaan, 1981) is een nog vrij jonge auteur en dat is te merken. Roberto Doni en zijn vrouw zijn in de zestig, maar als deze leeftijd na een paar hoofdstukken voor het eerst ter sprake gebracht wordt, komt die als een verrassing. Op basis van hoe Doni en zijn gedachten zijn beschreven, komt hij eerder over als een man die wat leeftijd betreft dichter op Fontana zelf zit. Ook uit andere dingen spreekt dat de jonge auteur zijn stem nog niet helemaal gevonden heeft; de soms ietwat gekunstelde metaforen, de personages die vrijwel allemaal nogal vlak blijven, de herhalingen en het gebrek aan synoniemen halen de lezer meer dan eens uit het verder spannende verhaal.
De bouten
Toch is er genoeg reden om aan te nemen dat we nog veel kunnen verwachten van Giorgio Fontana. Naast de goed opgebouwde spanning kent de roman goede dialogen – een vak apart. Nog belangrijker is de manier waarop Fontana de grote thema’s uitdiept. De eerste zinnen, over de bouten, verwijzen naar de constructie van het Paleis van Justitie. Van een afstand lijken het slijtplekken of vlekjes die in de tegels zitten, maar het zijn grote metalen bouten die nodig zijn om het marmer van het Paleis op zijn plaats te houden. Een simpel, fysiek feit dat Doni erop wijst dat er méér nodig is om de rechtspraak bij elkaar te houden –dat rechtvaardigheid kwetsbaar is en wel wat extra’s kan gebruiken.
Wat je doet, goed doen
Op scherpzinnige wijze onderzoekt Fontana het morele credo van de magistraat: “wat je doet, goed doen”. Is dit genoeg om een goed mens te zijn? Ontbreekt er niet iets? Of is het al te veel gevraagd om dit van jezelf te verwachten? Fontana doet meerdere scherpe observaties over dit thema, zoals Doni’s betoog over de bedrieglijke naïviteit van de Romeinen: “De mentaliteit in Rome was die van heel Italië in het klein: eigenlijk zijn we allemaal prima mensen, en eigenlijk zijn we allemaal precies hetzelfde als we voor een bord pasta zitten, dus waarom zouden we het elkaar moeilijk maken?”
Dit vraagstuk wordt door Fontana uitstekend uitgewerkt en door zijn verfrissende keuze voor zo’n groot onderwerp onderscheidt hij zich van zijn tijdgenoten, die zich vaak bij meer alledaagse zaken houden. Er is alle reden om aan te nemen dat we met de tijd nog meer van hem kunnen gaan verwachten.